Vorige week keerde de Tweede Kamer terug van haar zomerreces. Op de dag dat onze volksvertegenwoordigers zich voor het eerst mochten melden op de nieuwe, tijdelijke locatie aan de Bezuidenhoutseweg in Den Haag stond er direct een pittig debat op de agenda. Want men zou het bijna vergeten, maar een half jaar na de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen zit de formatie nog rotsvast. Sterker nog, formeel gezien is het formatieproces nog niet eens begonnen. Dus rijst de vraag: hoe nu verder?
Laten we het geheugen even kort opfrissen. Op 26 maart 2021 werd de officiële uitslag van de Tweede Kamerverkiezing bekend. Het zittende kabinet was toen overigens al ruim twee maanden demissionair, nadat het was afgetreden om de toeslagenaffaire. Het vertrouwen was dus al broos; tel hier de pijnlijke gelekte memo’s over Omtzigt (‘functie elders’) aan toe en de politieke chaos is compleet. Maar liefst vier verkenners en drie informateurs verder lijkt vrijwel iedere weg naar een stabiele en slagvaardige coalitie afgesloten. ‘’Zeer onbevredigend, echt zeer, zeer zorgelijk’’ stelde informateur Mariëtte Hamer toen ze na maandenlang praten met lege handen naar de Tweede Kamer terugkeerde. Vrijwel de enige uitweg die nu rest lijkt een minderheidskabinet, zo concludeerde ze. Op papier goed voor meer dualisme en de gewenste nieuwe bestuurscultuur, in de praktijk vaak instabiel en vleugellam.
Ondertussen is het enige concrete resultaat van een halfjaar formeren de ‘’aanzet voor een opzet voor een mogelijk regeerakkoord’’ die VVD en D66 onlangs aanleverden. Ook dit document laat te wensen over; het ademt algemeenheden en opzichtige ideologische compromissen. Natuurlijk spraken meerdere partijen de wens uit om tot een regeerakkoord op hoofdlijnen te komen, maar de ervaring leert ook dat wanneer zaken niet specifiek in het akkoord genoemd worden, er zelden veel mee gebeurt. Als gevolg hiervan raakt Nederland internationaal gezien steeds verder achter wat betreft het innovatieve economische ecosysteem, en loopt het dus de brede welvaart mis die deze innovatieve economie brengt. Andere landen zetten grote stappen en als we niet uitkijken, lopen we snel nog verder achter.
Twee zaken liggen aan deze wezenlijke achterstand ten grondslag. De eerste is het gebrek aan investeringen; Ondanks het feit dat de investeringen in start- en scaleups in Nederland de afgelopen jaren toenemen, lopen we steeds verder achter op de concurrentie. In landen als het VK, België, Duitsland en Frankrijk zijn al jarenlang fiscale regelingen die het voor particulieren en investeerders aantrekkelijker maakt om te investeren in start- en scaleups. Als gevolg hiervan heeft de groei van de innovatieve economie een enorme impuls gekregen in deze landen en is de markt voor durfkapitaal in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk (€10,4 miljard) bijna tien keer zo groot als in Nederland (€1,1 miljard). En dat terwijl de oplossing, een kopieerbaar, succesvol bewezen model, voor het oprapen ligt.
Daarnaast is er een groot gebrek aan talent in Nederland. Zo is binnen de EU het vinden van voldoende IT-talent alleen in Portugal lastiger. Het is dus tijd voor actie. Zo moeten we een accreditatiesysteem creëren voor vernieuwende digitale opleiders (zoals codeerscholen), die werkloosheid tegengaan en anders kansarme groepen toegang bieden tot toekomstbestendige banen. Daarnaast is voor het aantrekken en behouden van (buitenlands) talent het uitgeven van aandelenopties als vorm van medewerkersparticipatie een onmisbaar en zeer effectief instrument dat in de techsector veel gebruikt wordt. Nederlandse bedrijven kunnen dit nu niet als aantrekkelijke arbeidsvoorwaarde aanbieden, waardoor hun relatieve concurrentiepositie nog verder wegzakt. Allemaal concrete en urgente zaken die het risico lopen, wanneer ze niet in een regeerakkoord opgenomen worden, onder te sneeuwen en weer een aantal jaar uitgesteld te worden.
Met veel verwachting kijken we dus uit naar Prinsjesdag. De noodzaak voor bovengenoemde maatregelen valt niet langer te ontkennen en deze dienen dus zo snel mogelijk gerealiseerd te worden; eindeloze consultatie en discussie volstaan niet meer. Prinsjesdag biedt hier een belangrijke mogelijkheid voor. De politiek dient nu haar verantwoordelijkheid te nemen en in actie te komen. Langdurige politieke besluiteloosheid kunnen we ons simpelweg niet meer veroorloven.